Ik haat voetbal. Ik heb een godsgloeiende hekel aan alles wat met voetbal te maken heeft. De stadionherrie, de commentatoren, de slechte en blikkerige muziek, dat heen en weer stampen van die onnozele bal, de geniepige agressie, de degoutante bedragen die rondgaan en wat de voetballers ermee doen, de hooligans, de ellenlange analyses, echt àlles – gaat de radio of TV aan op een voetbalmatch dan ben ik op stel en sprong in de hoogste staat van ergernis.
Maar toen Maradona eind november stierf bleef ik in de zetel hangen bij elke documentaire over hem waar mijn man naar keek.
Afgelopen week verscheen mijn tweede boek, ‘Lijn van wee en wens’, mijn romandebuut. Deze keer geen feestelijke boekpresentatie in een van vrienden en andere lezers, lofredes, bier en adrenaline volgelopen boekhandel natuurlijk maar mijn uitgever had coronanegatief getest en mocht dus de grens over om in knuffelcontactenkring te vieren. Hij bracht mijn doos boeken (ze zijn zo mooi, mevrouw, ze ruiken zo heerlijk, meneer!), boeketten tulpen in mijn lievelingskleuren, blokken kaas en flessen bier… en woorden van lof. Mijn uitgever is ook mijn redacteur en ik noem hem mijn toptrainer, hij drijft me tot hoogtes die ik zonder hem niet zou springen maar ik ken hem niet als de man van expliciete bewierokingen. Voor deze gelegenheid nu – ons eerste boek samen – nam hij er uitgebreid de tijd voor en ik wist niet hoe te reageren. Misschien was dit nu wat mooie meisjes voelen als hun schoonheid bejubeld wordt? Schrijftalent is toch ook maar een gave die je zomaar meekrijgt net als schoonheid of een bijzondere stem of hoe lang of kort je bent?
En hier komt dat korte opdondertje met de hoge schouders me weer van pas.
Iedereen kent natuurlijk de beelden van Maradona die zich opwarmt op de muziek van die afgrijselijke oorwurm van dat belachelijke bandje Opus, maar voor mij was het de eerste keer dat ik ze zag, in die dagen na 25 november. Maradona in wit sportbroekje en te groot regenjack met een touw rond zijn middel geknoopt en de mouwen opgestroopt, met losse veters en in lange kousen tot aan de knieën en dat dik zwart nektapijt dat meewipt op de muziek. Dat stevige stiertje van een meter vijfenzestig hoog dat de bal balanceert bovenop zijn voet, bovenop zijn hoofd, dansend en huppelend op de muziek zonder dat die bal van zijn hoofd rolt. De bal botsend van knie naar knie, van schouder naar schouder, dansend met de bal botsend op zijn voorhoofd, ja, het is totale beheersing maar het is nog iets anders. Het is spelen. Je ziet de andere voetballers braaf hun vaste trainingsoefeningen doen en achter hen zie je Maradona dansend met de muziek zijn eigen variaties van de oefeningen doen. Ik zie het spelende jongetje. Ik zie het kind op een stoffig veldje in zijn sloppenwijk van Buenos Aires op precies dezelfde manier spelen met zijn bal, eindeloos oefenen in het beheerst schoppen en koppen en balanceren, diezelfde totaal ontspannen onzelfbewuste uitdrukking op het gezicht, zonder er ooit genoeg van te krijgen, omdat het nu eenmaal het fijnste is wat er is, spelen tot het donker is, en de volgende dag opnieuw. Het is in totale ernst keihard spelen, na dertig jaar met nog even volle overgave.
Afgelopen woensdag deelde illustrator Tom Schamp in de Standaard zijn 5 levenslessen met journaliste Ines Minten. De vijfde was: talent bestaat (of toch latent). Hij zei dat aanleg wel degelijk een rol speelt. “De baby die zelf naar een bal grijpt, zal later meer zin hebben om te voetballen. Als je balgevoel hebt, zal het leuker zijn en zal je het meer doen, waardoor je beter wordt. Talent heeft dus ook iets te maken met de weg van de minste weerstand. Ik geloof daarom ook minder in het motto van de selfmade man die beweert alles te bereiken door elke dag keihard te werken. Het lijkt me beter om iets te doen wat je niet het gevoel geeft dat je je er elke dag alleen maar voor moet uitsloven.”
Vandaar komt dus mijn gêne: schrijven is voor mij geen sloven maar spelen dus waar zou dan mijn verdienste moeten zitten? Het is mijn weg van de minste weerstand. Het is zonder er ooit genoeg van te krijgen, omdat het nu eenmaal het fijnste is wat er is, spelen tot het donker is, en de volgende dag opnieuw. Het is in totale ernst keihard spelen, na dertig jaar met nog even volle overgave.
En na keihard trainen is er nu deze eerste roman. En waar het me moeite kost om fier te zijn op iets als schrijftalent, ben ik moeiteloos trots op mijn boek. En dat geeft alle adrenaline die ik nu verlang.