het verkeerde talent

Het is onmogelijk na te denken als het lente is.
Dit is geen statement. Het is de vierde poging om uit de stoet in mijn hoofd een inleiding te trekken waar ik tevreden mee kan zijn en deze op papier neer te leggen.
Ik zou het ook kunnen opgeven en de rest van de namiddag blijven zitten kijken naar het komen en gaan van onze kauwen.
Dat is het mooiste aan deze quarantaine gebleken: dat onze kauwen ons dichter in hun buurt dulden. Elke dag bewijzen wij hen dat we ongevaarlijk zijn én oorsprong van lekkers. Zij dwarrelen ontspannen vanuit de dakgoot boven ons hoofd naar de voederplek hier op een paar meter van waar ik zit, pikken wat ze kunnen uit de schotel van de dag, klokken op hun gemakje slokjes water uit het vogelbadje, kijken ons met één parelmoeren oog aan. Ik vind het nog elke dag een voorrecht zo dichtbij deze fantastische vogels te mogen leven. Zo vaak, steeds vaker, ontglipt me de gedachte dat ik mijn zogezegd superieure mensenhersens gerust zou willen ruilen voor het vliegen van de kauw. Dat vliegen gaat zo moeiteloos en is zo’n zuiver plezier. Dat is denkwerk nooit. Ik ben een stugge, stroeve denker.
Waar en wanneer ben ik ergens onderweg mijn absolute vertrouwen in de ratio van de mens verloren en meer in het bijzonder in het amechtige geploeter van mijn eigen povere hersentjes?
Toen ik doorkreeg dat ik in de wijdere wereld niet meer tot de slimsten van de klas behoorde?
Toen ik al te vaak voelde ‘deze theoretische/strategische/… redeneringen kunnen mijn hersens niet bevatten’?
Toen een bevriend kunstenaar me vroeg een inleiding te schrijven bij zijn tentoonstelling over de onttovering van de wereld tijdens de Verlichting en ik koppig schreef over magisch denken en oud volksgeloof?
Toen ik vaker dan me lief was omver gepraat werd door zelfverzekerde mannen met argumentaties waar mijn aarzelende gedachten geen speld tussen konden krijgen en ik woedend van frustratie achterbleef met het gevoel dat ik gevangen gezet was in andermans waarheid?
Toen het me begon te dagen dat iedereen maar wat aanmoddert in zijn leven, zelfs de knapste koppen?
Toen ik tijdens de lessen statistiek voor het eerst kraakhelder besefte: er bestaat niet EEN waarheid, elke interpretatie of analyse is slechts een naar eigen hand en goesting gezette waarheid – misschien wel dé grootste desillusie van mijn coming of age?
Toen ik inzag hoezeer de rede neerkijkt op andere vormen van intelligentie zoals emotie en intuïtie en talent, en hoe vaak ze aangewend wordt als almachtig wapen?
Toen datgene tien jaar geleden gebeurde waardoor mijn notoir slechte geheugen nog zwakker werd?
Toen me vier jaar geleden datgene overkwam wat mijn concentratievermogen nog verder aantastte?

Ik heb het verkeerde talent gekregen.
Ik had beeldend kunstenaar of muzikant moeten kunnen zijn.
Het woord is bij uitstek het medium van de rede.

Mijn roman-in-wording heeft een scène waar zowel ikzelf als mijn redacteur erg van houden: een dood gewaande kauw vliegt over het gangpad van een kerk recht naar mijn hoofdpersonage.
In 1994 of ’95 zag ik de film ‘The Crow’. Ik was er toen weg van. De kraai natuurlijk. En prachtig gefilmd. De choreografieën van het hoofdpersonage en zijn kraai. Steengoede muziek ook. Gisteren kreeg ik van mijn man een te vroeg verjaarcadeautje: de graphic novel van James O’Barr waarop de film gebaseerd is. “It’s not death if you refuse it… it is if you accept it.” Vandaag zocht ik op Youtube nog eens naar de filmmuziek. Nine Inch Nails hadden een zeer goede cover van ‘Dead souls’ van Joy Division gemaakt. Ik keek naar de videoclip, beelden uit de film die ik een kwarteeuw geleden gezien had en waarvan ik me (dat slechte geheugen, ja) nog weinig concreets herinnerde. En dan: dat beeld van de kraai die laag over het middenpad van een kerk vliegt!
Ik was verbluft. Ik was er zeker van dat ik mijn scène met de kauw in de kerk zelf verzonnen had.
Dat is dus hoe mijn hersens werken.
Ik ben een grote spons, niet meer of minder dan dat. Ik slorp alles op, vervolgens zakt het naar een dieper, onzichtbaar, onbereikbaar niveau van mijn geest, en soms, na decennia, lekt er al eens iets weg, en heel soms kan ik dat opvangen en er iets moois mee maken. Dat is magie.
Het heeft me jaren gekost om te leren vertrouwen op de spons.
Mijn confrontatie met het feit dat we als mens geen controle hebben is keihard geweest. Wat me gered heeft uit de verlamming van dat besef is die magie – het wonder van de menselijke geest die zoveel meer kan dan rationeel nadenken.
De intelligentie van de spons toont zich in een onbewuste vol geabsorbeerde observatie en ervaring, in intuïtie, in sprakeloze overtuiging, in verbeelding en schepping. In het geloof dat it’s not death if you refuse it… it is if you accept it.

Leave a comment